8 november 2011

mensen doen schitteren


In het 6de leerjaar basisonderwijs stond ik voor een grote keuze. Ik moest naar de ‘grote mensen school’, anderen noemen het het secundair onderwijs. Iedereen om me heen vroeg me welke studierichting ik zou volgen, naar welke school ik zou gaan, of ik het verschil kende tussen ASO, TSO en BSO. 
Ik had eerlijk gezegd weinig interesse in de verschillende keuzes, zolang ik maar niet te veel moest studeren. Het CLB gaf aan dat ik het ASO- niveau gemakkelijk aankon, maar iedereen zei dat ASO voor ‘strevers’ was, dus geen ASO voor mij. Zonder enig idee te hebben van wat ik later wilde worden, ben ik mij gaan inschrijven in een school. De richting zou Handel worden : dat was geen ASO en naar mijn gevoel ook niet echt TSO.
Na 2 jaar Handel volgen was mijn interesse enorm geslonken. Ik vond deze richting dan ook saai en niet bij me passen. Ondanks mijn goede prestaties koos ik voor STW. Niet zo goed wetend of deze richting me zou liggen, begon ik aan de 2de graad. Het beviel me. Een resultaat van het watervalsysteem kun je het niet echt noemen, omdat ik bewust heb gekozen voor een andere studierichting en dit niet gebeurde omwille van mijn resultaten.
In de laatste graad werd ons herhaaldelijk gevraagd wat we wilden verder studeren. Ik haalde telkens mijn schouders op. Misschien wel leerkracht of opvoeder of dan toch weer verpleegkunde; ik had geen idee.

Daarom ben ik niet meteen een grote voorstander van het huidige onderwijssysteem. Het is een goed systeem voor leerlingen die al vanaf hun 12 jaar weten wat ze willen studeren en worden, maar zo zijn er niet erg veel. Voor leerlingen zoals mezelf, die nog geen idee hebben wat ze willen studeren, wat hun sterkten en zwakten zijn, waar hun interesses liggen, pleit ik voor de hervormingen.

Door de grote differentiatie in vakken en de verscheidenheid in leerlingen, zouden deze leerlingen nieuwsgierig gemaakt worden voor items waar ze nog nooit eerder kennis mee gemaakt hebben. Dit kan gaan om verschillende meningen, vakken die ze anders nooit zouden kiezen omdat ze niet weten wat ze inhouden, samenwerken met vele verschillende niveaus, anders durven staan tegenover leerstoornissen, technische vakken, talen, … Zo krijgen ze een ruimere blik en meer kansen om zich  te ontwikkelen op verschillende vlakken. Ze krijgen de kans om nieuwe talenten te ontdekken, om zichzelf te laten schitteren.

Het klinkt in theorie allemaal heel mooi maar ik hoop dan ook dat we het in de praktijk zullen kunnen realiseren. Want dit systeem wordt voor leerkrachten een enorme uitdaging. Je staat voor een klas met zowel ‘sterkere’ als ‘zwakkere’ leerlingen. Beide groepen hebben hun vragen, beide groepen eisen de aandacht op van de leerkracht. Je moet als leerkracht de ’sterkere’ leerlingen genoeg uitdagingen kunnen aanbieden, zodat ze gemotiveerd blijven naar school gaan, maar je moet ook kansen creĆ«ren voor leerlingen die meer tijd nodig hebben om bepaalde leerstof te verwerken.

Ik begrijp de terughoudendheid van vele leerkrachten. Vaak hoor je van hen dat het niveau van de school zal dalen omdat de zwakkere leerlingen de sterkere zullen onthouden van uitdagingen. Toch denk ik dat dit niet per se hoeft. Het is aan het schoolteam om dit punt positief te gaan gebruiken. Laat bijvoorbeeld de ‘sterkere’ leerlingen de ‘zwakkere’ leerlingen helpen. Organiseer in je les momenten waarop de leerlingen die alles snappen uitbreidingsoefeningen kunnen maken terwijl de leerlingen die de leerstof nog niet begrepen hebben een moment krijgen om extra uitleg te ontvangen.

Ook niet alle leerlingen zijn even enthousiast over de hervormingen. Sommigen vinden dat ze zelf moeten kunnen beslissen waar hun interesse ligt en wat ze aankunnen van niveau.  Leerlingen die graag een praktische richting willen studeren, zullen zich misschien niet altijd goed voelen bij de vele theoretische vakken en leerlingen die graag  theoretisch bezig zijn, zullen misschien niet allemaal happig zijn om praktijkvakken te volgen.
Ik kan me zeker ook vinden in de mening van de leerlingen. Toch denk ik dat een groot aantal leerlingen op 12-jarige leeftijd nog niet kunnen beslissen wat ze willen studeren en welke richting hen het meeste ligt. Door de hervormingen krijgen ze de kans om naast de algemene vakken enkele vakken ‘uit te proberen’.

Ik hoop dat leerlingen, leerkrachten en ouders meer respect zullen krijgen voor elkaar en er minder zal gepraat worden over de ‘slimme’ en de ‘domme’ leerlingen. Ik hoop dat iedereen gaat beseffen dat een dokter met een waterlek in zijn praktijk niets is zonder loodgieter. Het is niet omdat je ‘maar’ een beroepsopleiding hebt gevolgd dat je dom bent of die opleiding ‘minder’ of ‘lager’ is. Iedereen heeft andere zaken waar hij/zij goed in is en die hij/zij interessant vindt. Sommige leerlingen moeten dit nog ontdekken  daarom is differentiatie een goed idee. Door te differentiĆ«ren krijgen leerlingen meer de kans zichzelf te ontwikkelen op verschillende vlakken.

Ik blijf wel denken dat er nog gesleuteld moet worden aan de hervorming. Voor leerlingen die al heel zeker weten wat ze willen studeren, is de 1ste graad in dit geval voornamelijk twee jaar extra basisschool. Deze leerlingen weten misschien al heel lang wat ze willen en zijn net erg blij dat ze eindelijk in een concretere en specifiekere richting terecht komen. Als ze daar nog twee jaar langer om moeten wachten, kan dit  in schoolmoeheid resulteren .

Ook wordt het een uitdaging om er als leerkracht voor te zorgen dat de ‘zwakkere’ leerling niet opnieuw moet opbotsen tegen de ‘sterkeren’. In de lagere school merk je al heel vaak grote verschillen en gebeurt het regelmatig dat de ‘zwakkere’ leerling zich minderwaardig voelt. Dit gevoel zal moeten voorkomen worden, want door alle leerlingen samen te zetten kun je als leerling opnieuw het gevoel hebben te moeten opbotsen tegen de ‘betere’ leerling.

Maar ik vind het een systeem dat zeker, mits enige aanpassingen en een correcte uitvoering,  verbetering zal brengen wat betreft de leercapaciteiten van de leerlingen.